Bron: Magaly Rodríguez García, Hoofddocent geschiedenis KU Leuven
Sekswerk en mensenhandel: niet één pot nat (55)
Deze tekst is in de eerste plaats een reflectie over de historische constructie van prostitutie als synoniem voor mensenhandel. Vervolgens bespreek ik de motieven voor sekswerk, alsook de hardnekkige weigering van nationale en internationale organisaties om rekening te houden met de stem van sekswerkers. Ik eindig met een waarschuwing tegen de ontwikkeling van een beleid dat een onderscheid maakt tussen ‘waardige’ en ‘onwaardige’ armen.
Inleiding
De recente pandemie toonde pijnlijk aan hoe precair de situatie van sekswerkers is. In landen waar prostitutie niet als een vorm van werk wordt erkend, was er voor sekswerkers geen opvangnet. Zo genoot in België maar een fractie van de prostitutiebevolking financiële steun.
Dat kon alleen voor wie over een statuut als zelfstandige beschikt. Hulporganisaties hadden dan ook de handen vol. In een mum van tijd dokterden zij een systeem uit om sekswerkers van voedsel en beperkte financiële steun te voorzien. De crisis stimuleerde minister van Justitie Vincent Van Quickenborne om samen te werken met stakeholders en experten in prostitutiebeleid. Begin april 2021 kondigde Van Quickenborne aan dat hij een voorstel naar de ministerraad zou sturen om sekswerk te decriminaliseren. Tegelijkertijd zal de Interdepartementale Coördinatiecel ter bestrijding van de mensenhandel en de mensensmokkel (ICC) onder het voorzitterschap van de justitieminister het vierde actieplan mensenhandel 2021-2025 ontwikkelen. De bedoeling is om slachtoffers beter te beschermen en daders harder te straffen. Met die twee voorstellen wil Van Quickenborne sekswerkers erkennen en ‘criminele aasgieren’ een halt toeroepen.
Maar zal hij hiervoor voldoende steun vinden binnen het Belgische parlement? Op Europees niveau is er immers behoorlijk wat bijval voor het abolitionistische discours. Abolitionisten maken geen onderscheid tussen vrijwillige en gedwongen prostitutie. Ze pleiten derhalve voor de criminalisering van de vraagzijde (klanten en pooiers) om prostitutie en mensenhandel de wereld uit te helpen.
Ook in België zijn heel wat politici en vrouwenorganisaties die mening toegedaan. Het zou dus wel eens kunnen dat in ons land het actieplan mensenhandel 2021-2025 goedgekeurd wordt maar niet het voorstel om sekswerk te decriminaliseren.
De constructie van prostitutie als mensenhandel
Commerciële seks werd in de meeste historische periodes en samenlevingen als problematisch gezien. Maar de aard van de problematisering varieerde naargelang van de periode en de culturele context. Grosso modo kenden westerse, christelijke samenlevingen drie vormen van problematisering van prostitutie. Ondanks overlappingen was er telkens één dominante vorm. Die weerspiegelde zich in het gevoerde beleid. (56) In de middeleeuwen werd prostitutie als een moreel probleem beschouwd. Kerkvaders veroordeelden prostitutie maar vreesden het onheil dat los zou barsten als het fenomeen verboden werd. Prostitutie werd dan getolereerd als een ‘noodzakelijk kwaad’. In sommige Europese steden was er zelfs sprake van regulering door lokale overheden. Met de opkomst van moderne staten, legers en nieuwe economische activiteiten vanaf de 17e eeuw groeide het aantal zelfstandige sekswerkers dat mannelijke concentraties volgde. Dat bemoeilijkte de controle door lokale autoriteiten die vreesden voor de verspreiding van geslachtsziekten. Elites maakten zich ook zorgen over de erbarmelijke levens- en werkomstandigheden die tot sociale revolte konden leiden. Prostitutie werd voortaan als een sociaal probleem erkend dat beter gereguleerd moest worden. Toen al werd de ‘gevallen vrouw’ niet alleen in termen van zonde gezien maar ook als slachtoffer van de sociaaleconomische evolutie. Twee parallelle systemen kwamen zo tot stand:
1) religieuze instellingen gingen zich steeds meer bezighouden met de rehabilitatie van vrouwen in de prostitutie;
2) lokale overheden werkten draconische maatregelen uit om de sector te reguleren. Vanaf het begin van de 19e eeuw was er sprake van het moderne reguleringssysteem dat alle aspecten van het prostitutiemilieu moest controleren. België werkte gretig mee en Brussel stond zelfs bekend als een ‘hyperregulationistische’ stad. (57)
Het reguleringssysteem lokte heftige reacties uit in België en in andere landen. Feministische en abolitionistische organisaties spraken van ‘seksuele slavernij’ wanneer het over prostitutie ging (vandaar de link met de abolitionistische beweging). Ze noemden het systeem immoreel en inefficiënt omdat het voornamelijk vrouwen viseerde. Zonder de controle van vrouwen én mannen kon de strijd tegen de verspreiding van geslachtsziekten nooit succesvol zijn. De internationale abolitionistische beweging kreeg een boost op het einde van de 19e eeuw dankzij twee mediaschandalen. Aan het begin van de jaren 1880 schreef een Britse journalist een serie artikels met allerlei details over de zogenaamde ‘blanke slavinnenhandel’. Die artikels beschreven gruwelijke taferelen over onschuldige meisjes die naar gereguleerde bordelen op het continent werden gelokt. Brussel werd gezien als één van de hoofdsteden van die handel, waar een corrupt politiekorps de seksuele uitbuiting van minderjarige vrouwen in de hand werkte. (58) Enkele jaren later zorgde de moord van vijf vrouwen in Londen door Jack the Ripper voor de versterking van de idee van mannelijke agressie en van vrouwelijke kwetsbaarheid in de publieke ruimte. Beide schandalen onderstreepten het gevaar van degeneratie van stedelijke gebieden en de link daarvan met internationale misdaad. (59) De link tussen de regulering van prostitutie en mensenhandel werd toen gelegd. En prostitutie werd voortaan als een genderprobleem geconstrueerd.
Na de Eerste Wereldoorlog slaagde de abolitionistische beweging erin om de Volkenbond — de voorloper van de Verenigde Naties — tot de veroordeling van het reguleringssysteem te brengen. Regulering was een nationale aangelegenheid maar na een creatieve oplossing beweerde de Volkenbond ‘bewijzen’ te hebben gevonden voor de link tussen gereguleerde bordelen en de internationale handel in vrouwen en kinderen. (60)
Het abolitionisme kreeg daarop de wind in de zeilen en bekwam de afschaffing van het reguleringssysteem in landen zoals België (in 1948). Decennia later gingen abolitionisten en radicale feministen in Zweden nog een stap verder. Zij stelden prostitutie voor als hét symbool van mannelijke dominantie en associeerden het met fundamenteel lijden van vrouwen. Deze logica leidde tot de criminalisering van klanten van prostitutie vanaf het einde van de 20e eeuw. Het ‘Zweedse model’ geldt sindsdien als inspiratie voor nationale en internationale activisten die prostitutie als ‘gender-based violence’ omschreven. Vrouwen worden volgens hen gedwongen om zich te prostitueren door regelrechte dwang of door de door mannen geleide globale economie. (61)
Europese instellingen volgen die redenering, weliswaar met de rem op. In 2014 keurde het Europees Parlement een niet-bindende resolutie goed met het advies om mensenhandel en ‘seksuele slavernij’ te bestrijden. Dat moest gebeuren door de vraagzijde van prostitutie te bestraffen. (62) In februari 2021 werd een verslag van het Europese actieplan tegen mensenhandel aan het Parlement voorgelegd. Het evaluatierapport moet dienen om het toekomstige beleid rond mensenhandel van de EU uit te stippelen. Verschillende ngo’s, waaronder de Belgische sekswerkersorganisatie UTSOPI, maken zich zorgen. Ze vinden dat er te veel verantwoordelijkheid bij ‘de consument’ wordt gelegd. Hoewel de criminalisering van klanten niet in het huidige rapport staat, vermoeden hulporganisaties dat de focus op ‘consumenten’ in de Europese strijd tegen mensenhandel een handige manier is om de invoering van het Zweedse model mogelijk te maken. Het is immers duidelijk dat Europa voornamelijk de seksindustrie viseert, hoewel mensenhandel in allerlei sectoren van de economie voorkomt. Voor de Europese rapporteur, Juan Fernando López Aguilar, is het inderdaad glashelder: iemand die voor de seksuele diensten van een Nigeriaanse vrouw betaalt, moet weten dat zij als ‘seksslaaf’ naar Europa is gebracht.(63) Maar, zoals de volgende paragrafen aantonen, zo eenvoudig is het niet.
Push- en pull-factoren
Een constante in de visie op prostitutie doorheen tijd en ruimte is de associatie tussen vrouwen en de verkoop van seksuele diensten. Hoewel mannelijk en crossgender sekswerk allesbehalve een rariteit was of is, zijn het beleid en de acties van antiprostitutiegroepen steevast op vrouwen gericht. (64) Terwijl lokale en nationale overheden zogenaamd afwijkende vrouwelijke seksualiteit onder controle wilden hebben door middel van allerlei regulerende systemen, focusten abolitionistische organisaties op vrouwen in prostitutie. Ze behandelden hen als weerloze slachtoffers van mannelijk geweld. Die gender-visie op commerciële seks victimiseert vrouwen en reduceert mannen tot agressieve klanten of pooiers. Als de aanwezigheid van mannen en transpersonen in de prostitutie wordt erkend, worden zij als assertieve sekswerkers voorgesteld.(65) Deze redenering gaat voorbij aan de complexiteit van de sekssector en negeert er een aanzienlijk deel van. Vrouwen treden vaak op als tussenpersonen en kunnen zich ook schuldig maken aan de uitbuiting van andere vrouwen. En wat met vrouwelijke klanten van gigolo’s, mannelijke companions, of (vaak minderjarige) sanky-pankies? (66) Een analyse van de seksindustrie in haar totaliteit stelt ons in staat om de economische en niet-economische motieven voor prostitutie beter te begrijpen.
Alle studies wijzen op het belang van economische factoren. Zowel in het verleden als in het heden betaalt
commerciële seks beter dan de meeste jobs die beschikbaar zijn voor laaggeschoolde personen. (67) Bovendien spelen precaire jobs door hun onzekerheid en slechte kwaliteit een belangrijke rol als push-factor uit de conventionele arbeidsmarkt en pull-factor naar de sekssector. Dat verklaart de sterke vertegenwoordiging van mannen en vrouwen uit de arbeidersklasse in het prostitutiemilieu van weleer, alsook van (lokale en buitenlandse) migranten in de huidige seksindustrie. (68) Maar prostitutie is geen synoniem voor overlevingsseks. Hoewel tijden van crisis (oorlogen, individuele of collectieve hongersnoden, hoge werkloosheid, epidemieën, …) mensen in de prostitutie duwen, verantwoordt commerciële seks vooral de noden van mensen die deel willen uitmaken van de moderne consumptiemaatschappij. Sekswerk wordt daarom ook vaak deeltijds en dus in combinatie met andere jobs of studies uitgeoefend. (69)
Niet-economische voordelen dragen ook bij tot de aantrekkelijkheid van de seksindustrie: flexibele werkuren, afstand van sociale controle door familie en vrienden en avontuur. ‘Easy money’ en ‘zelfstandigheid’ zijn twee termen die regelmatig voorkomen bij analyses waarin de visie van de sekswerkers centraal staat.(70) Dat wil niet zeggen dat sekswerk een gemakkelijke job is of dat pooiers, loverboys en mensenhandelaars een uitvinding zijn van ouderwetse abolitionisten en feministen. Maar de relatie van sekswerkers met tussenpersonen is veel complexer dan wat de gender-analyse van commerciële seks ons wil doen geloven.
Net zoals bij mannelijke klanten van prostitutie, bestaan er allerlei clichés over intermédiaires. Het sensationalistische beeld van de brutale pooier en de exotische loverboy die naïeve meisjes naar de prostitutie lokken stemt niet overeen met wetenschappelijke studies die tussenpersonen in een breder sociaaleconomisch perspectief plaatsen. Zonder het fenomeen te willen romantiseren, plaatst bijvoorbeeld historicus Julia Laite de acties van pooiers en mensenhandelaars uit het begin van de 20e eeuw in de context van de globale kapitalistische economie, toenemende concurrentie en verpaupering. Haar briljante analyse ‘allows us to see how these intermediaries in the sex industry were themselves often exploited and marginalized, even if their response to their experiences was to exploit others’. (71) Ook sociologen, politicologen, antropologen en criminologen bieden nuttige bottom-upanalyses die voorbij de stereotiepe beelden van sekswerkers én pooiers gaan. (72)
Rekrutering voor prostitutie gaat niet in één richting. Hoe geslotener en riskanter het milieu, des te meer inspanningen mensen deden en doen om tussenpersonen te vinden die hen helpen met papieren, contacten en nuttige tips om politiecontroles te omzeilen. Pooiers zijn bovendien niet altijd mannen en onbekenden. Familieleden en vrienden treden vaak op als
tussenpersonen. (73) Zowel in het verleden als nu zijn het ook vaak ouders die hun kinderen – doorgaans vrouwen – naar de seksindustrie in de hoofdstad of het buitenland sturen met de hulp van tussenpersonen. De vrouwen in kwestie waren en zijn op de hoogte van het doel van de reis. Ze percipiëren het als ‘filial duty’ en als een goede kans om hun levensstandaard en die van hun naasten te verbeteren. (74) De onderwerping aan tussenpersonen wordt van ondergeschikt belang geacht wanneer de economische voordelen overduidelijk zijn. Maar ver van huis en zonder de nodige bescherming komen migrantensekswerkers vaak terecht in erbarmelijke werkomstandigheden. Ze voelen zich dan genoodzaakt om nieuwe strategieën te ontwikkelen. Velen internaliseren het discours rond mensenhandel, anderen gebruiken het bewust om een wettig verblijf in het gastland te bekomen. (75)
Over de relatie met klanten bestaan er ook allerlei mythen, vaak gevoed door de populaire media. Ze focussen vooral op de meest zichtbare vormen van prostitutie en neigen naar romantisering of naar dramatisering. Het eerste slaat op het Pretty-Woman-sprookjesverhaal van de mooie sekswerker die door een rijke, knappe klant wordt gered; het tweede betreft het Lilja-4-ever-drama van het slachtoffer van mensenhandel dat door ontelbare bruten wordt misbruikt. (76) Net zoals uitbuiting door pooiers een realiteit is, bestaan er agressieve klanten die zelfs tot de dood van sekswerkers kunnen leiden. Het tragische lot van Eunice, een 23-jarige Nigeriaanse die in 2018 door een jonge klant in Brussel werd vermoord, toonde dat pijnlijk aan. (77) Maar zoals verschillende wetenschappelijke studies over sekswerk en publicaties van sekswerkers aantonen, zorgt de criminalisering van klanten voor een escalatie van geweld en marginalisering. Want uit angst voor straffen blijven rustige klanten weg en voelen sekswerkers zich genoodzaakt om ondergronds snelle afspraken te maken met twijfelachtige klanten. (78) Ze benadrukken ook dat niet alle mannen potentiële agressors zijn en dat ze vaak langdurige en vriendschappelijke relaties met verschillende klanten onderhouden. Uit interviews en egodocumenten (dagboeken, autobiografieën, blogs, …) blijkt bovendien dat klanten vaak op zoek zijn naar affectie en een warm gesprek, en niet alleen snelle seks. Voor Sonia Verstappen, die 36 jaar als sekswerker actief is geweest aan Brussel-Noord, is prostitutie ‘un espace de parole’. (79)
De complexiteit van de seksindustrie komt dus in allerlei bronnen naar voren en werd in het begin van de 20e eeuw al door sommige sekswerkers aangekaart. Argentijnse vrouwen bijvoorbeeld protesteerden tegen hun werkomstandigheden en zeiden dat zij respect verdienden, al behoorden ze tot het ‘ergste soort arbeiders’. In de Verenigde Staten en in de Weimarrepubliek slaagden ze erin om lid te worden van vakbonden om voor hun rechten op te komen. (80) Maar nationale en internationale overheden hadden alleen oor voor het standpunt van ‘experten’ die vrouwen in prostitutie als ‘slachtoffers’ of ‘losbandig’ afschilderden. (81) Met de groei van de sekswerkersbeweging vanaf de jaren 1970 klinkt de stem van sekswerkers alsmaar luider. Toch slagen zij er maar niet in om autoriteiten te overtuigen van de nood aan een breed sociaal beleid dat de meest kwetsbaren zou omarmen. Velen vrezen dat de criminalisering van klanten en een streng beleid inzake mensenhandel zouden passen in een geheime agenda om sekswerkers uit derde landen te ontmoedigen zich in de EU te vestigen.
‘Ongewenste migratie’ zou daardoor worden beperkt. Sekswerkersorganisaties krijgen daarom de steun van internationale organisaties die rond mensenrechten en gezondheid werken. (82) Maar terwijl Amnesty International, Human Rights Watch, de Wereldgezondheidsorganisatie en UNAIDS voorstanders zijn van de decriminalisering van sekswerk (klanten incluis), blijft de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) verdeeld. Eén tak van de IAO volgt de abolitionistische logica en behandelt prostitutie als dwangarbeid en ‘moderne slavernij’. Daartegenover staat de pragmatische houding van het IAO-gezondheidspersoneel. In 2010 werd de Aanbeveling 200 inzake HIV/AIDS aangenomen waardoor het IAOgezondheidsprogramma uitgebreid kon worden. Doel van het programma is de sociale uitsluiting, discriminatie en stigmatisering van seropositieven – waaronder sekswerkers die seropositief zijn – te bestrijden. (83) Dat is positief nieuws maar net zoals nieuwe actieplannen tegen mensenhandel op nationaal en internationaal niveau kan een dergelijk programma tot nieuwe vormen van discriminatie leiden. De huidige plannen van Van Quickenborne kunnen ook discriminatie van de meest kwetsbaren in de hand werken.
‘Waardige’ versus ‘onwaardige’ armen
Het voorstel van minister Van Quickenborne om meer bescherming te bieden aan sekswerkers en slachtoffers van mensenhandel is zonder meer lovenswaardig. De vraag is wat er zal gebeuren met mensen die niet in aanmerking
komen voor die bescherming. En als de decriminalisering van sekswerk in België erdoor komt, hoe zal de regering zich dan positioneren ten opzichte van voorstellen op het Europese niveau die de verantwoordelijkheid voor mensenhandel gericht op prostitutie naar de klant doorschuiven?
Als de decriminalisering van sekswerk goedgekeurd wordt, kan België voor een primeur in Europa zorgen. Zo’n beleid zou een moedige stap zijn binnen een Europese context waar men steeds meer in de richting van criminalisering gaat. Sekswerkers zijn niet het doelwit daarvan maar door hun klanten te criminaliseren, worden zij in nog meer precaire en gevaarlijke situaties geduwd. Met een goed uitgewerkt decriminaliseringsbeleid zou België die perverse toestand vermijden. Maar zowel decriminalisering als een nieuw actieplan mensenhandel 2021-2025 kan verschillende categorieën van kwetsbare groepen creëren. Net zoals in de vroegmoderne tijd dreigt men een onderscheid te creëren tussen ‘waardige’ en ‘onwaardige’ armen.
Onder de eerste groep vielen toen bejaarden, zieken of mensen met een beperking die de steun van wereldse of religieuze overheden konden genieten; de tweede groep bestond uit zogenaamde ‘ongedisciplineerde’, ‘luie’ of ‘afwijkende’ mensen die naar werkateliers of terug naar hun geboorteplek werden gestuurd. Noch de persoonlijke situatie noch de sociaaleconomische context maar individuele verantwoordelijkheid werd in het tweede geval benadrukt. (84) Hoewel men niet dezelfde woorden
gebruikt, zien we nu een gelijkaardige situatie ontstaan als men geen rekening houdt met de beperkingen van de voorstellen die op tafel liggen. Sekswerkers die niet kunnen genieten van de voordelen van een toekomstig Belgisch decriminaliseringsbeleid en die niet in aanmerking komen voor asiel dreigen verder in de marginaliteit te verzeilen.
Niet-EU-sekswerkers behoren nu al tot de meest kwetsbare groep binnen de prostitutiebevolking.
Zoals vertegenwoordigers van hulporganisaties aangeven, is het daarom buitengewoon belangrijk dat het toekomstige beleid “niet in een opjaagbeleid verglijdt”. (85) Hulpverlening moet bovendien aan alle sekswerkers worden verleend, ongeacht hun afkomst. Op die manier kan er een minimum aan bescherming en monitoring worden gegarandeerd.
55 Hoewel ik commerciële seks binnen een arbeidsperspectief plaats, gebruik ik door deze tekst heen de termen ‘prostitutie’ en ‘sekswerk’ door elkaar. Dat dient om aan te geven dat ik me tot één vorm van sekswerk beperk, namelijk de ruil van fysieke seksuele diensten tegen geld of betaling in natura. Prostitutie krijgt meer aandacht van autoriteiten dan pornowerk, webcamseks of striptease, wat deze afbakening ook verantwoordt.
56 J. Rydström, ‘What’s the Problem with Prostitution? Shifting Problematisations of Men and Women Selling Sex’, in M. Skilbrei & M. Spanger, Understanding Sex for Sale. Meanings and Moralities of Sexual Commerce (London & New York: Routledge, 2019), pp. 21-37.
57 M. Rodríguez García, ‘Ideas and Practices of Prostitution Around the World’, in P. Knepper and A. Johansen, eds., The Oxford Handbook of the History of Crime and Criminal Justice (New York: Oxford University Press, 2016), pp. 132-154; S. de Schaepdrijver, ‘Regulated Prostitution in Brussels, 1844-1877. A Policy and its Implementation’, Historical Social Research, 3(1986), pp. 89-108.
58 J. Chaumont, ‘De handel in blanke slavinnen (1880-1881): een Brussels schandaal?’, Brussels Studies, 46(2011), https://doi.org/10.4000/brussels.835; laatst geraadpleegd op 8 juni 2021.
59 J. Walkowitz, ‘Jack the Ripper and the Myth of Male Violence’, Feminist Studies 8:3(1982), pp. 542-574; P. Knepper, The Invention of International Crime. A Global Issue in the Making, 1881-1914 (New York: Palgrave Macmillan, 2010).
60 M. Rodríguez García, ‘La Société des Nations face à la traite des femmes et au travail sexuel à l’échelle mondiale’, Le Mouvement Social, 241(2012), pp. 105-125.
61 S. Jeffreys, The Industrial Vagina. The Political Economy of the Global Sex Trade (New York: Routledge, 2008); J. Raymond, Not a Choice, Not a Job. Exposing the Myths about Prostitution and the Global Sex Trade (Melbourne: Spinifex Press, 2013); R. Jean, ‘Prostitution and the Concept of Agency’, in H. Marway & H. Widdows, eds., Women and Violence. The Agency of Victims and Perpetrators (New York: Palgrave Macmillan, 2015), pp. 52-70.
62 M. Honeyball, ‘Report on sexual exploitation and prostitution and its impact on gender equality’, Brussels, European Parliament, Committee on Women’s Rights and Gender Equality’, 3 February 2014, https://www.europarl.europa.eu/doceo/document/A-7-2014-0071_EN.html; laatst geraadpleegd op 8 juni 2021.
63 D. Bauwens, ‘Europees Parlement schuift verantwoordelijkheid mensenhandel door naar “consument”’, 17 februari 2021, https://www.mo.be/nieuws/europees-parlement-schuift-verantwoordelijkheidmensenhandel-door-naar-consument; laatst geraadpleegd op 8 juni 2021.
64 De lijst van wetenschappelijke monografieën en tijdschriftartikels over mannelijk en trans sekswerk is bijna even lang als die voor vrouwelijke prostitutie. De werken betreffen zowel situaties in het verleden als hedendaags sekswerk wereldwijd. Zie bijvoorbeeld “‘Wouldn’t a Boy Do?” Placing Early-Twentieth-Century Male Sex Work into Histories of Sexuality’, Journal of the History of Sexuality, 18:3(2009), pp. 367-392; P. Aggleton & R. Guy Parker, eds., Men Who Sell Sex: Global Perspectives (Abingdon: Routledge, 2015).
65 T. O’Doherty & I. Waters, ‘Gender, Victimization, and Commercial Sex: A Comparative Study’, Atlantis, 40:1(2019), pp. 18 31, https://id.erudit.org/iderudit/1066418ar; laatst geraadpleegd op 9 juni 2021. Het contrast tussen de portrettering van vrouwen in de bekende Vlaamse series ‘Matroesjka’s’ en ‘Red Light’ en van mannen in ‘Call boys’ is frappant. Zie ook: D. Bauwens, ‘Red Light: sekswerk, uitbuiting en het juiste feminisme’, RektoVerso, 26 februari 2021, https://www.rektoverso.be/artikel/red-lightsekswerk-uitbuiting-en-het-juiste-feminisme; laatst geraadpleegd op 9 juni 2021.
66 M. Durocher, ‘Male Sex Work and the Female Client. Accounts from a Straight Male Escort’, in J. Scott, C. Grov & V. Minichiello eds., The Routledge Handbook of Male Sex Work, Culture, and Society (London: Routledge, 2021), pp. 329-338; H. Caldwell & J. De Wit, ‘Female Clients of Male Sex Workers. Managing Stigma’, in Scott, Grov & Minichiello, eds., The Routledge Handbook of Male Sex Work, 339-351; J. Sanchez Taylor, ‘Female Sex Tourism: A Contradiction in Terms?’, Feminist Review, 83:1(2006), pp. 42-59.
67 R. Frances, ‘Working and Living Conditions’, in M. Rodríguez García, L. Heerma van Voss & E. van Nederveen Meerkerk, eds., Selling Sex in the City. A Global History of Prostitution, 1600s-2000s (Leiden: Brill, 2017), pp. 677-706, open access: https://brill.com/view/title/33391.
68 M. Houlbrook, ‘Soldier Heroes and Rent Boys: Homosex, Masculinities, and Britishness in the Brigade of Guards, circa 1900-1960, Journal of British Studies, 42:3(2003), pp. 351-388; K. Kempadoo, J. Sanghera & B. Pattanaik, eds., Trafficking and Prostitution Reconsidered. New Perspectives on Migration, Sex Work, and Human Rights (New York: Routledge, 2012).
69 S. Leclerc-Madlala, ‘Transactional Sex and the Pursuit of Modernity’, Social Dynamics: A Journal of African Studies, 29(2003), pp. 213-233; R. Roberts, T. Sanders, E. Myers & D. Smith, ‘Participation in Sex Work: Students’ Views’, Sex Education, 10:2(2010), pp. 145-156.
70 L. Ann Jeffrey & G. Macdonald, ‘“It’s the Money, Honey”: The Economy of Sex Work in the Maritimes’, Canadian Review of Sociology, 43:3(2006), pp. 313-327; M. Ridder-Wiskerke & P. Aggleton, ‘Lifestyle, Work or Easy Money? Male Sex Work in the Netherlands Today’, in Aggleton & Parker, eds., Men Who Sell Sex, pp. 15-26.
71 J. Laite, ‘Traffickers and Pimps in the Era of White Slavery’, Past & Present, 237(Nov. 2017), pp. 237-269.
72 A. Marcus, A. Horning, R. Curtis et al., ‘Conflict and Agency among Sex Workers and Pimps: A Closer Look at Domestic Minor Sex Trafficking’, The Annals of the American Academy of Political and Social Science, 653:1(2014), pp. 225-246; F. Bovenkerk & M. van San, ‘Loverboys in the Amsterdam Red Light District: A Realist Approach to the Study of a Moral Panic’, Crime, Media, Culture, 7:2(2011), pp. 185-199.
73 M. Pluskota, ‘“We Use our Bodies to Work Hard, so We Need to Get Legitimate Workers’ Rights’”: Labour Relations in Prostitution, 1600- 2010’, in Rodríguez García, Heerma van Voss & van Nederveen Meerkerk, eds., Selling Sex in the City, pp. 654-676.
74 L. Heerma van Voss, ‘“The Worst Class of Workers”: Migration, Labor Relations and Living Strategies of Prostitutes around 1900’, in M. van der Linden & L. Lucassen, eds., Working on Labor. Essays in Honor of Jan Lucassen (Leiden: Brill, 2012), pp. 153-170; S. Adeyinka, S. Samyn, S. Zemni & I. Derluyn, Nigerian and Ghanaian Women Working in the Brussels Red-Light District (London: Routledge, 2021).
75 N. Mai, ‘“Too Much Suffering”: Understanding the Interplay Between Migration, Bounded Exploitation and Trafficking Through Nigerian Sex Workers’ Experiences’, Sociological Research Online, 21:4(2016), https://www.socresonline.org.uk/21/4/13.html; laatst geraadpleegd op 9 juni 2021; K. Kay Hoang & R. Salazar Parreñas, eds., Human Trafficking Reconsidered. Rethinking the Problem, Envisioning New Solutions (New York: IDEBATE Press, 2014).
76 R. Campbell, Marked Women. Prostitutes and Prostitution in the Cinema (Madison: The University of Wisconsin Press, 2006); R. L. Dalla, ‘Night Moves: A Qualitative Investigation of Street-Level Sex Work’, Psychology of Women Quarterly, 26(2002), pp. 63-73, doi 10.1111/1471-6402.00044.
77 ‘Pooierbende die vermoorde Eunice in prostitutie dwong veroordeeld’, BRUZZ, 16 januari 2021, https://www.bruzz.be/justitie/pooierbendedie-
vermoorde-eunice-prostitutie-dwong-veroordeeld-2021-01-16; laatst geraadpleegd op 10 juni 2021.
78 A. Krüsi, K. Pacey, L. Bird et al., ‘Criminalisation of Clients: Reproducing Vulnerabilities for Violence and Poor Health among Street-based Sex Workers in Canada – A Qualitative Study’, BMJ Open, 4(2014), https://bmjopen.bmj.com/content/4/6/e005191; laatst geraadpleegd op 10 juni 2021; A. Dziuban & L. Stevenson, Nothing About Us Without Us! Ten Years of Sex Workers’ Rights Activism and Advocacy in Europe, International Committee on the Rights of Sex Workers in Europe (ICRSE), 2015, https://ruj.uj.edu.pl/xmlui/bitstream/handle/item/30042/dziuban_stevenson_
nothing_about_us_without_us.pdf?sequence=1&isAllowed=y; laatst geraadpleegd op 10 juni 2021.
79 Paying for It – Sonia Verstappen – Interview, https://www.youtube.com/watch?v=N43l1pjvJQ8; laatst geraadpleegd op 10 juni 2021.
80 Heerma van Voss, ‘“The Worst Class of Workers”; Rodríguez García, ‘Ideasand Practices of Prostitution around the World’
81 M. De Koster, ‘Los van God, gezin en natie. Problematisering en criminalisering van ongeoorloofde seks van jonge vrouwen in de vroege twintigste eeuw’, in J. Kok en J. Van Bavel (red.), De Levenskracht Der Bevolking: Sociale En Demografische Kwesties in de Lage Landen Tijdens Het Interbellum, (Leuven: Universitaire Pers Leuven, 2010), pp. 355-384; M. Rodríguez García, ‘The League of Nations and the Moral Recruitment of Women’, International Review of Social History, 57(2012), pp. 97-128.
82 C. Giametta, ‘The Synergy between Restrictive Sex Work and Migration Policies Targeting Sex Workers in France’, in Cirus Rinaldi, ed., Quaderni del laboratorio interdisciplinare di ricerca su corpi, diritti, conflitti (Varazze:
PM edizioni, 2021), pp. 89-98, https://www.unipa.it/dipartimenti/cultureesocieta/.content/documenti/Quaderni-del-laboratorio-
Interdisciplinare-di-ricerca-su-Corpi-Diritti-Conflitti-1.pdf#page=90; laatst geraadpleegd op 10 juni 2021.
83 M. Rodríguez García, ‘The ILO and the Oldest Non-Profession’, in U. Bosma & K. Hofmeester, eds., The Lifework of a Labor Historian. Essays in Honor of Marcel van der Linden (Leiden: Brill, 2018), pp. 90-114, open access:
https://brill.com/view/title/39412.
84 S. Romano, Moralising Poverty: The ‘Undeserving’ Poor in the Public Gaze (London & New York: Routledge, 2018).
85 Mailcorrespondentie van de auteur met vertegenwoordigers van Violett,25 mei 2021.